'k Zie je op Zanzibar!
Door: Webmaster
Blijf op de hoogte en volg Karin
18 Juli 2007 | Tanzania, Stone Town
Na de intense dagen in Dar Es Salaam en de ontdekkingsreis door het platteland, willen we ook nog naar Zanzibar, het vroegere Specerijen en Slaven eiland. Volgens de vertaling van de Arabieren betekent Zanzibar ‘Het eiland van de zwarte mensen’. Zanzibar bestaat eigenlijk uit meerdere eilanden, maar het eiland wat wij bezoeken, Unguja, wordt door iedereen ook Zanzibar genoemd.
Het eiland groeit als populair vakantieoord, speciaal voor huwelijksreizen, iedereen in Zuid-Afrika wil erheen. Na vier dagen op het tropische eiland, varen we terug naar Dar en komt het einde van mijn reis in zicht.
Vrijdag 13 juli 2007
Om elf uur vertrekt de ferry van Dar Es Salaam naar Zanzibar. Zanzibar ligt 42 kilometer ten noord-oosten van Dar en we varen er zo’n twee en een half uur over. Het laden van de boot is net zo’n ongeregeld zooitje als het verkeer in Dar. Ze hebben nooit gehoord van rustig in een rij op je beurt wachten en aan alle kanten wordt er geduwd, voorgedrongen en ze staan iedere keer weer op je tenen. Binnen ben ik blij dat ze op grote televisieschermen een goede film draaien (Blood diamond), dan hoef ik me niet schuldig te voelen tegenover Moses omdat ik slaap.
De tegenwind zorgt ervoor dat we iets langer over de tocht doen, en om twee uur arriveren we in Zanzibar Town. Tot mijn verbazing krijg ik een nieuwe stempel in mijn paspoort. Zanzibar probeert al jaren onafhankelijk van Tanzania te worden, maar de resultaten zijn tot nu toe niet meer dan dat ze een eigen minister-president hebben.
Door een taxichauffeur die er wel betrouwbaar uitziet laten we ons naar een resort brengen. Het eiland bestaat uit tropische begroeiing en witte zandstranden met sprookjesachtige baaien waar de kokospalmen en bananenbomen welig groeien. Buiten de stad zijn de huisjes gemaakt van takken met modder of koraalresten en rieten daken. We passeren de vele kleine werkplaatsjes waar ze dikke boomstammen uithollen om er vissersboten van te maken. Aan onze linkerkant zien we verderop in de oceaan het eiland Tumbatu liggen. De taxichauffeur vertelt dat het eiland geen elektriciteit en wegen heeft, en dat de mensen er zeer traditioneel leven, met vele eigen verhalen en mythes. Zo mag bijvoorbeeld een menstruerende vrouw het eiland niet verlaten of betreden, want dan zou de boot zinken.
Zanzibar kent een moslimcultuur. Zo’n 95% van de bevolking leeft tezamen als een moslimgemeenschap en gaat traditioneel gekleed (op scholen is een hoofddoek zelfs verplicht). Als vrouw zijnde word ik geacht me ingetogen te kleden en in de kleine dorpjes die we passeren zie ik inderdaad al mensen naar me kijken.
We komen terecht in Nungwi, een plaatsje op het uiterste noordelijke puntje van Zanzibar. In resort Amaan krijgen we een eigen kamer en dan gaan we eindelijk maar eens lunchen! Uiteraard eten we vis, het hoofdgerecht op alle spijskaarten op het eiland. Dan maken we een lange strandwandeling en bekijken we de Afrikaanse winkeltjes. We eindigen de dag met een drankje in het restaurant aan het strand, waar een kampvuur brandt en de maan aan de zwarte hemel weerspiegelt in het water.
Zaterdag 14 juli 2007
Het water van de oceaan is azuurblauw en schittert in het zonlicht als we de volgende dag op het terras aan zee ontbijten. De zwerfkatten drommen om Moses heen vanwege zijn worstjes, waar ik met mijn pannenkoeken met honing geen last van heb.
Het water is voor ons beiden fascinerend en na het ontbijt zwerven we van het ene mooie uitzicht naar het andere. In de oceaan lopen de moslimtraditioneel geklede vrouwen tot hun knieën in het water om schelpen te zoeken met een bepaalde vis erin, waar ze een lokale lekkernij van bereiden. De prehistorische vissersboten halen hun netten binnen en gooien ze weer uit en de houten zeilboten pikken toeristen op om te gaan snorkelen, te zwemmen met dolfijnen of te duiken.
We bestuderen eb en vloed voor uren, onze tenen begravend in het zand, drinken cocktails van verse vruchten en luisteren naar de stilte van ritselend zand.
Na de lunch met (uiteraard) vis ga ik zwemmen. Het strand is drukker geworden. Moses gaat volleyballen. Zoals ik me niet op mijn gemak voelde in Dar Es Salaam, zo voelt hij zich nu als een vreemde eend in de bijt. Vakantie is al niet iets wat iedereen heeft in Tanzania, laat staan in eigen land. Dit resort wordt hoofdzakelijk bezocht door blanke toeristen en voor Moses is het vreemd om slechts het personeel in Swahili te horen spreken.
Om een uur of zeven is het weer donker. Moses heeft als verassing een tafel gereserveerd in het visrestaurant waar een groep acrobaten optreedt. Vandaag was een dag om te relaxen. Toch blijft het voor mij een dag van vermoeidheid. Omdat je tijdens je rustmomenten dat gaat verwerken waar je nog niet aan toegekomen was.
Zondag 15 juli 2007
Na het uitgebreide ontbijt (Serveren jullie geen vis? Vroeg mijn teleurgestelde partner) zijn Moses en ik op weg naar het strand als de dag een onverwachte wending krijgt. Tot mijn stomme verbazing kruist de reisleider Charles van mijn toer door Zuid-Afrika vorig jaar, ons pad! De verassing is groot en het weerzien ontzettend leuk. De eerste minuten sta ik alleen maar te staren en me hardop af te vragen hoe dit in vredesnaam mogelijk is. Ook hij is nog nooit op Zanzibar geweest, verblijft op het resort naast de onze en was op weg naar het winkeltje op ons resort dat beltegoed verkoopt.
Het is veertien maanden terug dat we elkaar gezien hebben, en drie maanden terug dat we elkaar voor het laatst gesproken hebben, dus we gaan met z’n allen naar zijn kamer om bij te praten. Na een uurtje gaan Moses en ik onze strandwandeling maken en spreken we met Charles af om later te gaan lunchen.
We maken een lánge wandeling. Ik zoek de grootste en mooiste schelpen om mee naar huis te nemen en Moses jaagt de vele krabbetjes op en bestudeerd uitgebreid ieder waterdier wat in het ondiepe gedeelte van de oceaan ligt. We laten de golven over onze blote voeten rollen en de sterke bries doet mijn haar wapperen (Moses’ kroeshaar natuurlijk niet). Overal langs de kust worden hotels en resorts gebouwd, ze verwachten waarschijnlijk een nog grotere stroom van toeristen in de komende jaren. We eindigen bij een restaurant gebouwd op palen in de zee. Als we later teruglopen, moeten we sommige delen door het water waden, omdat door de snel stijgende vloed het strand al een meter onder water staat!
Na de lunch met Charles en een fijn gesprek waarin ik mijn ervaringen in Tanzania met hem kan delen, ga ik weer zwemmen. Moses daagt me uit om tot de verste vissersboot te zwemmen, die zo’n vijfhonderd meter van het strand in het water voor anker ligt. Als Hollandse zwemmer laat je je dat natuurlijk geen twee keer zeggen. Ik weet de boot te bereiken, maar dan zijn ondertussen de golven wel zo hoog dat ik niet meer vooruit kan kijken, is het water donker en wordt ik door een of ander dier gebeten in mijn arm. Maar de weddenschap is gewonnen. De zonsondergang is ondertussen weer schitterend en we zitten met z’n drieën te kijken en herinneringen aan Zuid-Afrika op te halen tot de zon helemaal verdwenen is.
Charles vertrekt de volgende ochtend vroeg weer met zijn groep naar het vasteland, dus dezelfde avond moeten we alweer afscheid nemen. We gaan met z’n drieën laat dineren bij het restaurant aan het strand. We zijn de enige gasten, en de flikkerende paraffinelamp op onze tafel, het geluid van de rollende golven aan het strand en de Afrikaanse muziek alleen voor ons, maken de avond heel speciaal.
Maandag 16 juli 2007
Voordat we vandaag met de boot terug naar Dar varen, willen we toch ook nog iets van het eiland zien. We gaan op zoek waar de naam Specerijen en Slaven eiland vandaan komt.
Onze taxichauffeur komt ons halen en brengt ons naar een specerijentuin waar we een wandeling maken door de wereld van het groen. We stoppen iedere keer om bladeren, schors, vruchten of wortelen te bekijken, te ruiken of te proeven. Als vrouw én bakkersdochter zijnde weet ik toch aardig wat kruiden en vruchten te benoemen. We zien onder andere gember, vanille, kaneel, kruidnagel, citronella, lavendel, patchouli, henna, lipstick fruit, lemongras, starfruit, en natuurlijk de ananas. Een groot deel van het eiland verbouwt specerijen, maar de meeste ‘plantages’ staan rondom de huizen van mensen, en heb je dus niet in de gaten. Zanzibar en Pemba produceren zo’n 75% van de kruidnagels die wereldwijd verkrijgbaar zijn. Op Pemba alleen staan al drie en een half miljoen kruidnagelbomen, en een keer in de vijf maanden trekt de hele bevolking erop uit om de vruchten te plukken. Deze worden in de zon gelegd om te drogen en de geur van kruidnagel hangt weken over de eilanden. Aan het einde van de toer klimt een van de gidsen met touwen om zijn voeten in een palmboom van zo’n vijftien meter hoog om een kokosnoot voor ons te plukken. Ondertussen krijgen we gemberthee, vanillethee en citroenthee te drinken. Ik heb al een van palmbladeren gevlochten ketting en armband gekregen, en Moses wordt met een hoed en stropdas tot chief gekroond...
Met de taxi gaan we verder naar Zanzibar town, waar we eerst een bezoek brengen aan de kathedraal en slavenmarkt. Veel reizigers, koopvaarders, kapers en kolonisatieschepen hebben door de eeuwen heen hun invloed op Zanzibar gehad. De bantubevolking, waarschijnlijk afkomstig van het vasteland, raakten verenigd met de eerste moslims die op het eiland kwamen met de zakenschepen vanaf de Indische oceaan. In 1498 kwamen de eerste Europese piratenschepen, afkomstig uit Portugal. Ruim tweehonderd jaar heeft dit keizerrijk een schrikwekkend beleid in Oost-Afrika gevoerd. Het grootste gevolg was het ontstaan van een bloeiende slavenhandel. De vraag naar slaven door kolonisten groeide en Omani Sultan Sayyid Said zag een grote kans om goede zaken te doen en het lukte hem om de handel in zwarte mensen tot de grootste export van Zanzibar te maken.
Midden negentiende eeuw was Zanzibar de meest belangrijkste stad van Oost-Afrika en werden er zo’n 60.000 slaven per jaar op de markt verkocht. De omstandigheden op het eiland waren in die tijd verbijsterend, ziektes als cholera en malaria heersten volop en vuilnishopen lagen overal. Zanzibar werd in die tijd ook wel ‘Stinkibar’ genoemd.
De kathedraal Kerk van Christus is gebouwd in 1873 op de plaats waar vroeger de slavenmarkt gehouden werd. Eerst neemt een gids ons mee naar de kelders waar de slaven gevangen zaten tot ze verhandeld werden. Een ruimte waar je slechts gehurkt in kan, waar meer dan veertig slaven op tien vierkante meter zaten, met een smal stroompje water tussen de blokken door voor hun behoeften. Als ze hun gevangenschap overleefden werden ze meegenomen naar het martelblok op de markt. Daar werden ze geslagen met een zweep en bij elke slag ging de prijs als slaaf omhoog. Op deze plek is in de kathedraal het altaar gebouwd.
Na de kerk gaan we verder in Stone Town, het oude hart van Zanzibar Town. We zien het Arabische Fort, gebouwd door Omani Arabieren tussen 1698 en 1701 om de oude Portugese kerk heen. De stijl is volgens de traditie van de moslims, met als opmerkelijkste verschijning (overigens door de hele stad), de kunstig geometrisch bewerkte houten deuren.
We bezoeken House of Wonders, waar veel te zien en te lezen is over de geschiedenis van Zanzibar en de Arabische en Swahili culturen.
We wandelen nog wat rond door Stone Town, kopen wat souvenirs en bekijken de oude gebouwen. Dan is het alweer tijd om naar de haven te gaan.
Vreemd genoeg bekijken ze vandaag mijn paspoort wel, maar krijg ik geen stempel. Ik vraag me af of ik nu eigenlijk nog steeds in de tropen van Zanzibar rond zou zwerven. De boot is niet erg druk. Gelukkig maar…Ik probeer te slapen maar na een uur geef ik het op. De oceaan is woest en de boot vliegt iedere golf letterlijk door de lucht om met een klap weer op het water te landen. Dit is waar ik bang voor was. Moses probeert me af te leiden door dingen buiten aan te wijzen, maar ik duik diep weg. Als ik ook nog alles zie dansen voor mijn ogen, is het helemaal klaar. Lieve hemel, wat voel ik me ziek. Tegenover Moses zal ik het helaas ook nog bewijzen ook, want op een gegeven moment hou ik het echt niet meer uit.
Doodsbleek stap ik met wankelende benen aan de wal van Dar Es Salaam. Dit was eens, maar nooit weer. Volgende keer neemt Moses de boot maar, ik zie hem wel op het vliegveld van Zanzibar. Met zijn oom gaan we naar het hotel, waar ik mijn tanden kan poetsen en een beetje bij kan komen. Maar ik eet die avond nog niet zoveel van mama Mmbaga’s maaltijd.
Dinsdag 17 juli 2007
Dar Es Salaam is druk als altijd. Nooit zal ik dit rumoer vergeten, mijn eerste ontmoeting met Oost-Afrika. De soms zinderende hitte, de stank en vervuiling, maar ook de geuren van de kruiden in het eten en de inheemse planten en bomen. De mensen altijd zo rustig en toch bezig, de straten zo smal en vol. De plastic zeildoeken met de maïskorrels voor de huizen, om te drogen in de zon en er vervolgens bier van te maken, de vliegen rond de huizen, kindergezichtjes en de rijst in de jute zakken voor de winkels. Kleine dingen, maar onvergetelijk.
Omdat ik een dag later naar huis ga dan gepland, moeten we een nieuw ticket halen. Dat heeft nogal wat voeten in de aarde. We moeten betalen in dollars en dan moet ik eerst geld pinnen. Opnieuw gaan we vier banken af voor we een pinautomaat vinden die het doet, ondertussen wordt Moses aangehouden door de politie omdat hij een broek draagt van weliswaar grijze kleur, maar toch met legerprint, en dat is verboden. Dan moeten we dollars nog wisselen en kunnen we eindelijk die vlucht gaan boeken. Ik bedenk me dat Richard die in de auto op ons bleef wachten, na die twee uur wel weggesmolten zal zijn in de zon.
We gaan nog even naar tante Nina, die in het winkeltje naast haar voor ons vis gaat halen. Gewoon vis. Echte vis. Slechts geroosterd boven het vuur. Verder niets. Het smaakt goed, en slechts de graat blijft over. Toch mag Moses het hoofd eten, hersenen eten en ogen die me aankijken kan ik toch nog niet.
’s Avonds ga ik gedag zeggen tegen zijn oom. Zijn tante is hevig verontwaardigd dat ze niet wist dat ik alweer wegging. Ze brengt me een kanga, en dat cadeau geeft me een gevoel van acceptatie door Dar Es Salaam. Voor de eerste keer.
Woensdag 18 juli 2007
De dag van het afscheid is aangebroken. Afscheid van de familie, van Dar Es Salaam, van Tanzania, van Moses. Ik neem bonen mee voor zijn zus en maak een foto van zijn tante voor baba in Johannesburg. Ook mama Mmbaga geeft twee kanga’s en zijn tante geeft geld om er een te kopen. Moses brengt me samen met zijn moeder naar het vliegveld, waar Richard al op ons staat te wachten. Zij mogen het gebouw niet in. Een laatste knuffel van iedereen, dan is het voorbij.
In het begin van mijn reis vroeg ik me af of ik hier ooit zou passen, na drie weken besef ik dat ik Tanzania al zal missen. En natuurlijk Moses zal missen. Ik heb me vaak alleen gevoeld in deze vreemde cultuur, maar door veel momenten heen heeft hij me gesteund, en voor het eerst besef ik wat ‘samen zijn’ betekent. Een maaltijd van McDonalds samen delen, samen bidden, samen komen en weer gaan, samen doen met de tandpasta, samen lachen, door iedereen als ‘samen’ gezien worden.
Het inchecken verloopt vlot, twee uur later blijkt dat ze toch een verkeerde vlucht voor me geboekt hebben. Ik heb geluk dat er een stewardess naast me staat die me erop wijst dat mijn vlucht wordt omgeroepen. Voor ik het weet zit ik in het vliegtuig. Naar Zambia, Lusaka in plaats van naar Johannesburg! In Zambia moet ik samen met twee jongens opnieuw uit het vliegtuig, maar dit keer nemen ze ons mee naar een wachtruimte en halen ze onze tassen uit de bagage. Pas hier kan ik Moses bellen dat zijn zus op een vlucht uit Zambia moet wachten in plaats van de vlucht uit Dar Es Salaam. Ondertussen wordt de oud president van Zambia in ons vliegtuig gesetteld, zijne excellentie wordt van harte welkom geheten en speciaal voor hem spuiten ze met luchtverfrisser. Wie allergisch is, moet maar even het zuurstofmasker op…
Moses heeft zijn zus al acht keer gebeld op het moment dat ze me met haar echtgenoot oppikt op het vliegveld. Ze huilen van het lachen om mijn verhalen, die ik nu met zelfspot kan vertellen en waarbij ik ook eindelijk mijn opperste verbazing om sommige dingen vrij kan tonen. Dat doet me goed.
Take life the way it comes
Take life the way it is
De afgelopen weken speelde deze zinnen vaak door m’n hoofd. De uitdaging die zo heftig bleek te zijn, mijn ogen die weer dingen hebben gezien die me voor de rest van mijn leven hebben veranderd. Ik heb nachtenlang slecht geslapen, ik heb gehuild om niets, ik heb gepiekerd en ik heb genoten. Het was onvergetelijk.
Het klinkt erg vreemd, maar ik denk van mezelf dat ik heel sterk geweest ben. Niet iedereen zou hierheen kunnen gaan. Je moet gezond zijn, en géén smetvrees hebben. Ik heb enkele keren over de toiletomstandigheden geschreven, maar had er meerdere keren per dag zélf mee te maken. Je moet je neus kunnen sluiten voor zwetende mensen en hopen vuilnis. Je moet zonder nadenken onder stinkende dekens kunnen kruipen en kinderen in gescheurde, vieze kleren op schoot nemen. Je moet jezelf onopvallend stevig vasthouden tijdens het rijden in de auto en zonder mopperen dubbelgevouwen zitten in een taxi en voorover schieten omdat er weer een ander voordringt. Je moet het ongedierte om je heen tijdens het eten kunnen negeren en eten wat de pot schaft. Je moet je eigen gezelschap kunnen zijn, kunnen luisteren naar onverstaanbare woorden en tegelijkertijd blijven glimlachen. Je moet stil kunnen zijn. Je moet je kunnen aanpassen en toch ook jezelf blijven. Zonder fantasie en gevoel voor romantiek kun je hier niet overleven. Het zou je breken, kapot maken.
Het heeft me doen beseffen hoe je als mens altijd weet te overleven op de plaats waar je bent, of het je geboorteland, een noodsituatie of een verkenningstocht is. Het doet je jezelf realiseren hoe belangrijk de voor ons soms doodnormale dingen zijn. Ik weet nu hoe belangrijk het is om woorden te verstaan. Om te begrijpen wat er gezegd wordt en mee te kunnen lachen om grapjes. Maar ook wat de glimlach van een kind betekent, zonder dat ze als eerste reactie schrikken en huilen als ze je zien. En wat het is om onzichtbaar te zijn, in plaats van de reden dat mensen uitlopen. Een ander grappig iets is dat ik besefte dat ik het gezelschap van vrouwen miste!
Mijn kleren ruiken weer naar wasverzachter, mijn bruine kleur begint te verdwijnen en ik slik geen malariapillen meer. Aan de ene kant vind ik het jammer dat mijn verhaal op papier staat, en het avontuur afgesloten is, aan de andere kant: life goes on. Ik ben in Tanzania geweest en heb daardoor weer een steen verlegd. Op naar de volgende.
Karin
Augustus 2007
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley